Crisisaanpak droogte 2022: dit ging goed, dit kan beter
Steeds vaker hebben we te maken met langdurige periodes van droogte. In onder meer 2022 leidde dat tot grote uitdagingen bij de waterverdeling. Maar dankzij genomen maatregelen na eerdere droge jaren kunnen betrokken partijen de problemen steeds meer beperken en het beschikbare water beter verdelen. De drinkwatervoorziening is dan ook niet in gevaar geweest. Toch is er nog ruimte voor verbetering bij de crisisaanpak. Vijf vragen over de droogteaanpak van 2022 en geleerde lessen.
In het kort
- 2022 was het droogste jaar van deze eeuw
- De droogte zorgde voor watertekorten, verslechterde waterkwaliteit en verzilting
- Met schutten, stuwen, pompinstallaties en peilopzet bleven de problemen beperkt
- Dankzij genomen maatregelen konden partijen het beschikbare water beter verdelen en vasthouden
- De drinkwatervoorziening is niet in gevaar geweest tijdens de droogte
- Sinds 2018 werken partners beter samen en anticiperen en monitoren ze beter
- Aandachtspunten zijn personele capaciteit, neveneffecten en meetmethoden voor verzilting
Lees hier het hele evaluatierapport van de crisisaanpak droogte 2022.
Volg de laatste ontwikkelingen via onze LinkedIn pagina.
In 2023 alleen droogte in het voorjaar
Net als een aantal voorgaande jaren, zoals 2018 en 2022, kende 2023 een langdurige droge periode. Tussen half mei en half juni viel er geen druppel neerslag. Maar dankzij een nat voorjaar en een verhoogd waterpeil van het IJsselmeer leverde dit geen grote problemen op. In 2022 zorgde de langdurige droogte wel voor flinke uitdagingen en problemen. Desondanks kwam de levering van drinkwater niet in gevaar.
Hoe droog was 2022?
2022 was het droogste jaar van deze eeuw. Het maximale neerslagtekort bedroeg in de zomer 318 millimeter. Dat is twee keer zoveel als het maximum van een normaal jaar. In sommige regio’s, zoals in het oosten van Nederland, was het neerslagtekort zelfs meer dan 400 millimeter.
Gevolg van het neerslagtekort was onder meer een daling van grondwaterstanden. Daarnaast hadden de rivieren, zoals de Maas en Rijn, te maken met een lage rivierafvoer. Dit kwam ook door een gebrek aan neerslag in de landen om ons heen.
Tot welke problemen leidde dat?
Door de langdurige droogte was vrijwel de hele zomer van 2022 sprake van een watertekort. Het dreigend watertekort (niveau 1) ging op 3 augustus over in een feitelijk watertekort (niveau 2). Pas na 21 september werd dit weer afgeschaald, toen het wateraanbod weer groter was dan de watervraag.
Bij een watertekort zijn er problemen als:
- Minder waterbeschikbaarheid
Wanneer neerslag langdurig uitblijft en bij een lage rivierwaterafvoer, is er minder water beschikbaar voor verschillende functies. Onder meer de natuur, landbouw, scheepvaart, drinkwaterproductie en industrie hebben hier last van.
- Slechtere waterkwaliteit
Bij een lage afvoer van rivierwater nemen de concentraties verontreinigen toe. Dit maakt het water soms ongeschikt voor gebruik voor bijvoorbeeld drinkwaterproductie. Ook zorgen hoge temperaturen voor slechtere waterkwaliteit door toenemende algen- en bacteriegroei.
- Toenemende verzilting
Bij droogte neemt de verzilting toe. Dit komt doordat zout zeewater door de lage waterstanden van de rivieren meer landinwaarts trekt. Ook via sluizen dringt meer zout water binnen. In september steeg het chloridegehalte bij een innamepunt van drinkwaterbedrijf PWN bij Andijk in het IJsselmeer tot boven de wettelijke norm (150 mg/l). Hierdoor kon PWN tijdelijk minder water innemen. Maar doordat PWN beschikt over een voorraadbekken met kwalitatief goed water, leidde dit niet tot problemen.
- Problemen scheepvaart
Wanneer de rivierstanden dalen, worden de vaarwegen voor schepen minder diep. Hierdoor kan de scheepvaart minder lading meenemen. Ook het beperkt schutten van sluizen om water vast te houden en verzilting tegen te gaan, veroorzaakt langere wachttijden voor schepen.
Lees ook: Interview met Hans de Vries voorzitter Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW).
Welke maatregelen waren noodzakelijk en effectief?
Zodra een landelijk watertekort dreigt te ontstaan, komen de LCW en het MTW (Managementteam Watertekorten) bij elkaar. Zij kijken binnen de kaders van het Landelijk Draaiboek Waterverdeling en Droogte en de landelijke verdringingsreeks welke maatregelen noodzakelijk zijn.
In 2022 zijn de volgende maatregelen genomen:
- Schutbeperkingen
Wanneer een schip een sluis passeert (ook wel schutten genoemd) stroomt er zout water landinwaarts. Om deze instroom te beperken is op verschillende locaties het aantal schuttingen tijdelijk beperkt. Dit gebeurde onder meer bij de sluizen bij IJmuiden (Noordzeekanaal) en Terneuzen (Kanaal Gent-Terneuzen) en bij de Afsluitdijk.
In augustus golden er ook schutbeperkingen in het Twentekanaal bij Eefde. Doel hiervan was niet het tegengaan van verzilting, maar het vasthouden van water.
- Extra aanvoer zoet water
Een andere manier om verzilting tegen te gaan is meer zoet water aanvoeren richting het westen met gemalen en stuwen. Vanwege de verzilting van de Hollandse IJssel is extra zoet water vanuit het Amsterdam-Rijnkanaal naar het westen gestuurd. Voor de landbouw en drinkwatervoorziening is via de Stuw Hagestein een minimum afvoer ingeregeld om zo de monding van de Lek zoet te houden. Ook waterschappen lieten tijdelijk meer water door de stuwen.
- Tijdelijke pompinstallaties (TPI’s)
De lage rivierstanden maakten het voor gemalen lastiger om water goed te verdelen. Zo kon het gemaal Eefde slechts 10 kuub water per seconde aanvoeren van de IJssel naar het Twentekanaal, terwijl dat normaal 21 kuub is. Om meer water te kunnen verdelen, werden er tijdelijke pompinstallaties (TPI’s) ingezet. Ook in andere delen van Nederland gebeurde dit, zoals in Noord-Holland, Gelderland en Limburg.
- Peilopzet
Bij een peilopzet wordt tijdelijk meer water vastgehouden. Rijkswaterstaat zette deze maatregel in 2022 een aantal keer in, onder meer bij het IJsselmeer. In juli was de gestreefde peilopzet hier 0,15 meter onder NAP. Dat is 5 centimeter hoger dan het normale peil. Door de hoge watervraag, beperkte aanvoer en verdamping van water is dit streefpeil niet gehaald.
Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief
Wat ging in 2022 beter ten opzichte van eerdere droge jaren?
Volgens betrokkenen leidde de droogte van 2022 tot minder problemen dan eerdere droge jaren, zoals 2018. Dit kwam met name door verbeterpunten die zijn doorgevoerd na 2018 vanuit de ‘Evaluatie crisisbeheersing watertekort’. Ook is de Beleidstafel Droogte opgericht.
- Betere monitoring van droogte
Na 2018 is er veel geïnvesteerd in het beter in beeld brengen van droogte en de gevolgen. Vanuit het programma Slim Watermanagement gaven informatieschermen real-time en per regio inzicht in waterstanden, rivierafvoer en de waterkwaliteit. Dankzij extra sensoren en dashboards zoals het droogteportaal en de online Droogtemonitor was de actuele situatie voor iedereen inzichtelijk. Op basis van die informatie kon direct worden bijgestuurd als dat nodig was.
- Betere samenwerking en communicatie
Overheden, zoals het ministerie van IenW, Rijkswaterstaat, provincies en waterschappen werken van oudsher al intensief samen bij droogte. De afgelopen jaren is steeds meer ingezet op samenwerking met andere partners en sectoren.
Zo is sinds 2019 de drinkwatersector aangesloten op de crisisstructuur droogte. Drinkwaterbedrijven zijn agendalid van de Regionale Droogte Overleggen (RDO’s). Een vertegenwoordiger vanuit de drinkwaterbedrijven neemt namens de sector deel aan de LCW, en Vewin aan het MTW. Ook levert de sector input voor de online Droogtemonitor.
Ook andere sectorpartijen zijn nauwer dan voorheen betrokken bij de crisisorganisatie. Dit heeft bijgedragen aan een beter zicht op de effecten van droogte, uitwisseling van informatie en het draagvlak voor maatregelen. Volgens het evaluatierapport werkte de crisisstructuur ten opzichte van 2018 ‘als een geoliede machine’.
- Structurele maatregelen
De afgelopen jaren zijn er structurele maatregelen genomen om de impact van droogte te verminderen. Hierbij gaat het onder meer om het beter vasthouden van water en peilbeheer van het IJsselmeer. Hierdoor waren de watervoorraden groter en hoefden er afgelopen zomer minder acute maatregelen genomen te worden. Ook is er ingezet op het vergroten van de capaciteit voor de aanvoer van water naar West-Nederland (KWA+).
- Voorafgaand scenario’s opgesteld
Na de droogte van 2018 heeft de LCW een scenariowerkgroep ingesteld. Deze werkgroep schetste vooraf een aantal scenario’s over mogelijke maatregelen en de effecten hiervan. Hierdoor kon de crisisorganisatie tijdens de droogte beter anticiperen en verder vooruitkijken. Ook werden ze minder verrast door nieuwe ontwikkelingen.
Wat kan er nog beter bij de landelijke droogteaanpak?
Hoewel de betrokken partijen positief terugkijken op de droogteaanpak van 2022 is er nog wel een aantal verbeterpunten.
- Pas de personele capaciteit aan op droogte-ontwikkelingen
De uitdagingen rondom de aanpak van droogte vragen om meer personele capaciteit. In 2022 ontstond er grote druk op met name regionale droogte-specialisten. Deze werden onvoldoende ondersteund. Een secretaris of informatiecoördinator kan hierbij helpen. Ook concludeert het rapport dat het MTW actief was terwijl er weinig concrete inhoudelijke vragen of knelpunten waren waar het MTW zich over moest buigen. Tegelijkertijd zorgde het actief zijn van het MTW wel voor extra werk.
- Houd meer rekening met tweede-orde-effecten
Maatregelen die tijdens droogte worden genomen, kunnen flinke impact hebben op betrokkenen. Het beperkt schutten van sluizen tegen verzilting beperkt bijvoorbeeld de doorvaart van schepen. Hierdoor is een lading minder snel op de plek van bestemming. Partijen kunnen deze tweede orde-effecten voor de scheepvaart, maar ook voor andere sectoren vooraf beter in kaart brengen.
- Gebruik dezelfde meetmethode en omrekenformules
Hoewel er meer is ingezet op monitoring, ontstond er soms wat ruis door het gebruik van verschillende meetmethoden en omrekenformules. Bijvoorbeeld bij het in kaart brengen van de verzilting in het IJsselmeer. Doordat Rijkswaterstaat en PWN verzilting op een andere manier meten, ontstaan verschillende resultaten. Dit zorgde voor verwarring en gebrek aan eenduidige beeldvorming.