‘Gebruik van bestrijdingsmiddelen moet een noodoplossing zijn’
1 oktober 2019Het gebruik van bestrijdingsmiddelen zorgt voor verontreinigingen in grond- en oppervlaktewater, en daarmee in drinkwaterbronnen. Daarom besteedt het Drinkwaterplatform extra aandacht aan dit onderwerp. Volgens Programmaleider Grondstoffen Jelmer Vierstra van Natuur & Milieu is dat belangrijk. ‘Het gebruik moet echt een noodoplossing zijn, nu is het helaas vaak de eerste oplossing.’
Als milieuorganisatie is Natuur & Milieu een van de belangenbehartigers van onze planeet. Met publiekscampagnes en onderzoek zorgt de organisatie voor aandacht en bewustzijn over onder andere de effecten van het gebruik van middelen die worden ingezet tegen schimmels, ongedierte en onkruid. Ook wel bekend als bestrijdingsmiddelen, zoals Natuur & Milieu de middelen meestal noemt. Vierstra: “In de wat meer activistische hoek gebruiken ze meestal de term landbouwgif, terwijl de gebruikers, vooral boeren en telers, spreken van gewasbeschermingsmiddelen. Dat er drie termen voor hetzelfde spul worden gehanteerd, geeft wel aan hoe gepolariseerd het debat hierover is.”
Kijken naar toxiciteit
De schadelijkheid van bestrijdingsmiddelen wordt voornamelijk veroorzaakt door de toxiciteit van een middel, zegt Vierstra. “Niet elk chemisch middel is heel schadelijk voor het milieu en ook biologische middelen kunnen soms behoorlijk milieuonvriendelijk zijn. Het is dus minder zwart-wit dan sommige mensen denken. Het gaat vooral om de negatieve effecten op het milieu: de middelen die schade aanrichten aan flora en fauna, het ecosysteem uit balans brengen en grond- en oppervlaktewater verontreinigen. Middelen met een hoge toxiciteit moeten we eigenlijk niet, of in ieder geval zo min mogelijk, gebruiken.”
Lees meer over bestrijdingsmiddelen in drinkwaterbronnen.
Visie duurzamere teelt
Om de problemen aan te pakken, heeft Natuur & Milieu samen met onder meer minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) een visiedocument opgesteld waarin wordt gepleit voor verduurzaming van gewasbescherming. Die visie moet de komende jaren worden uitgewerkt in een uitvoeringsprogramma. Vierstra: “Het komt erop neer dat telers op een andere manier moeten omgaan met het gezond houden van gewassen en meer oog moeten hebben voor de effecten op de omgeving, zoals de natuur en grond- en oppervlaktewater.”
‘Een radicaal andere aanpak is nodig, omdat er de afgelopen halve eeuw veel is misgegaan’
Met de natuur in plaats van ertegen
Een radicaal andere aanpak is nodig, omdat er de afgelopen halve eeuw veel is misgegaan, zegt Vierstra. “De landbouw was vooral gericht op efficiëntie en maximalisatie van de opbrengst. Op grote akkers moesten zoveel mogelijk gewassen worden geteeld, het liefst van dezelfde soort. Alles wat de oogst enigszins bedreigde, werd met chemische middelen platgespoten. Het toekomstige beleid is meer gericht op een productiewijze die in balans is met de natuur.”
Weerbare gewassen, meer diversiteit
Als voorbeeld van verduurzaming noemt Vierstra de ontwikkeling van meer weerbare gewassen en teeltsystemen. “Hoe minder vatbaar een gewas is voor een schimmel of ziekte, hoe minder bestrijdingsmiddelen een teler hoeft in te zetten. Ook een grotere diversiteit aan gewassen op een perceel maakt een oogst minder kwetsbaar. Met stroken van verschillende gewassen voorkom je dat een schimmel zich over een groot oppervlak kan verspreiden en een hele teelt verwoest. Daarbij kun je ook nog natuurlijke vijanden van ongedierte inzetten, zoals sluipwespen.”
Eisen en concurrentie boeren
Hoewel duurzaamheidsmaatregelen primair een taak zijn van de telers, wijst Vierstra ook op de rol van afnemers, zoals supermarkten. “Producten moeten aan allerlei eisen voldoen om in het schap te liggen. Ze moeten er aantrekkelijk en smaakvol uitzien, en het liefst glanzend en groot zijn. Supermarkten willen daarnaast vooral een zo laag mogelijke prijs voor producten. Ze mogen zich bij de selectie best wat beter afvragen of bepaalde rassen wel weerbaar genoeg zijn en dus wat de effecten van de teelt zijn op het milieu. Daarnaast hebben Nederlandse boeren concurrentie uit het buitenland, waar soms minder of minder strenge eisen gelden. Daar mogen overheid en supermarkt ook wel wat meer oog voor hebben.”
‘Duurzame teelt heeft een prijskaartje’
Financieel beleid is cruciaal
Daardoor zitten Nederlandse boeren volgens Vierstra in een lastig parket. “Duurzame teelt heeft een prijskaartje. Overgaan op een ander teeltsysteem, variatie aanbrengen in gewassen en investeren in moderne machines en groene bestrijdingsmiddelen kost een hoop geld. De inzet van goedkopere chemische bestrijdingsmiddelen met grote sproeimachines is een stuk aantrekkelijker.” Als steuntje in de rug zou de overheid bijvoorbeeld kunnen bijspringen middels subsidies, suggereert Vierstra. “In Denemarken heft de overheid accijnzen op het gebruik van de meest toxische middelen. Met de opbrengst daarvan worden subsidies verstrekt voor middelen met een laag milieurisico. Zoiets zou de Nederlandse overheid ook kunnen doen.”
Scheiding rol verkoper en adviseur
Vierstra ziet ook graag de dubbelrol van leveranciers van bestrijdingsmiddelen veranderen. “Nu zijn ze vaak leverancier en adviseur tegelijk. En wat doet iemand die zowel adviseert als verkoopt? Die raadt z’n eigen producten aan. Dat is niet verboden natuurlijk, maar het zorgt wel voor een scheve verhouding. Het zou beter zijn als die rollen worden gescheiden en een adviseur onafhankelijk is. Een vergelijkbare discussie speelde tien jaar geleden ook in de veeteelt, waar sommige veeartsen zowel arts als apotheker waren. Daardoor werd veelvuldig het gebruik van antibiotica voorgeschreven. Sinds die dubbelrol is verdwenen, is het gebruik van antibiotica drastisch verminderd.”
‘De toelatingseisen voor middelen mogen best wat strenger’
Strengere eisen wetenschappelijk onderzoek
Ook de toelatingseisen van een middel zouden wat betreft Vierstra grondiger mogen worden bekeken. “Nu is het zo dat een producent wetenschappelijk onderzoek moet aanleveren om in aanmerking te komen voor toelating op de markt. Daarmee tonen ze aan dat het middel veilig is. Maar dat onderzoek is vaak gebaseerd op labtesten, terwijl in een natuurlijke omgeving dieren anders op stoffen reageren. Daar zou nog beter naar gekeken moeten worden bij de toelating, de eisen mogen best wat strenger.”
Middelen pas als noodoplossingen
Tot slot benadrukt Vierstra dat Natuur & Milieu niet tegen de inzet van bestrijdingsmiddelen is. “Gewassen hebben nu eenmaal te maken met ziektes en schimmels. Een akker vol zieke aardappelen die niet geoogst kunnen worden, is natuurlijk ook niet duurzaam. We willen vooral dat gebruikers eerst kijken naar het beperken van de inzet van middelen, bijvoorbeeld met meer weerbare gewassen en natuurlijke bescherming. Als er dan toch bestrijdingsmiddelen moeten worden ingezet, dan het liefst met een zo laag mogelijk risico en zo precies mogelijk op het gewas. Het gebruik moet echt een noodoplossing zijn, nu is het helaas vaak de eerste oplossing.”