Kaderrichtlijn Water: hoe komen we weer op koers?
17 april 2021Nederlandse wateren moeten in 2027 voldoen aan de kwaliteitseisen van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Met de huidige maatregelen gaat Nederland de KRW-doelen naar alle waarschijnlijkheid niet halen. Voor verbetering van de waterkwaliteit is volgens PBL-onderzoeker Frank van Gaalen een meer integrale en gebiedsgerichte aanpak noodzakelijk.
Hoofdafbeelding: Een hert in het water van de Hoge Veluwe.
Water houdt zich niet aan landsgrenzen. Het verbeteren van waterkwaliteit van Europese wateren vraagt dan ook om internationaal beleid. Sinds 2000 heeft de Europese Commissie de kwaliteitseisen voor grond- en oppervlaktewater vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water (KRW).
EU-lidstaten stellen op basis van de KRW landelijke doelen en ambities die ze elke zes jaar aan de Europese Commissie moeten verantwoorden. Hoewel er uitzonderingen mogelijk zijn, moeten uiterlijk in 2027 landen hun KRW-doelstellingen in de meeste wateren hebben behaald. Nederland heeft de KRW vertaald in onder andere vier Stroomgebiedbeheerplannen.
Biologische en chemische waterkwaliteit
In de KRW water staan normen voor de biologische en chemische kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, zegt Frank van Gaalen, onderzoeker Water en Ruimte bij het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).
“De biologische waterkwaliteit wordt gemeten aan vier maatlatten: de toestand van vissen, algen, waterplanten en macrofauna, kleine waterdiertjes. Voor de chemische kwaliteit gelden normen voor in totaal 136 stoffen. 45 daarvan zijn door de EU bepaald, de overige 91 door Nederland zelf.”
Belang schoon water met KRW
Goede waterkwaliteit is onder andere belangrijk voor de productie van drinkwater. De KRW stelt dat drinkwaterbedrijven met eenvoudige zuiveringstechnieken drinkwater moeten kunnen produceren. Van Gaalen: “Hoe minder zuiveringsinspanning, hoe minder energieverbruik en kosten voor drinkwaterproductie.”
Daarnaast is schoon grond- en oppervlaktewater belangrijk voor flora en fauna in en rond het water, vervolgt hij. “Verontreinigd water zorgt voor afname van biodiversiteit. Ook heeft goede waterkwaliteit recreatieve waarde. Wanneer een waterplas vol met blauwalg zit, kunnen we er niet in zwemmen.”
Nationale Analyse Waterkwaliteit
Vorig jaar publiceerde het PBL het rapport Nationale Analyse Waterkwaliteit. Daaruit bleek dat de kwaliteit in veel Nederlandse wateren weliswaar verbetert, maar lang niet overal voldoende is om de KRW-doelen te halen. Zo scoort nu slechts 6 procent ‘goed’ op het gebied van biologische waterkwaliteit.
Ook nutriënten komen vaak boven de norm uit, zegt Van Gaalen. “Op veel plekken zitten te hoge concentraties fosfor en stikstof in het water, veelal afkomstig uit rioolwaterzuiveringsinstallaties en de landbouw. Daardoor staat de kwaliteit van grondwater in zandgronden onder druk.”
Als het gaat om chemische stoffen voldoet momenteel een kwart van de wateren aan KRW-eisen. Van Gaalen: “We zien steeds meer medicijnresten en opkomende stoffen, zoals PFAS. Het lastige van deze stoffen is dat we nog niet goed weten hoe schadelijk ze zijn en dat er nog geen KRW-normen voor bestaan.”
Maatwerk regionale wateren
Volgens Van Gaalen is het enigszins verklaarbaar dat veel wateren niet aan de eisen voldoen. “Nederland is een dichtbevolkt land met intensief landgebruik. Daardoor is de impact op de waterkwaliteit snel merkbaar. De keuzes die we maken voor invulling en gebruik van de ruimte pakken niet altijd goed uit voor de waterkwaliteit.”
Opvallend in het PBL-rapport is dat waterkwaliteit van regionale wateren een stuk slechter scoort dan die van rijkswateren. Waar het PBL verwacht dat in 2027 alle rijkswateren aan de normen voor biologische waterkwaliteit voldoen, zal dat – afhankelijk van de biologische maatlat – maar bij 30 tot 60 procent van de regionale wateren het geval zijn.
Van Gaalen: “Voor rijkswateren is expliciet gekeken welke doelen en maatregelen passen bij de specifieke omstandigheden van elk water. De doelen voor regionale wateren zijn nog vaak gebaseerd op meer algemene uitgangspunten, terwijl ze juist om maatwerk en een gebiedsgerichte aanpak vragen. In elke regio spelen weer andere uitdagingen en zijn andere partijen betrokken.”
Samenwerken met de landbouw
Voor goede regionale samenwerking is wel aansturing van bovenaf nodig, benadrukt Van Gaalen. “Provincies en waterschappen hebben niet de instrumenten en middelen voor aanpassingen in de landbouw. De landelijke overheid moet zorgen voor duidelijke regelgeving, randvoorwaarden en kaders die partijen regionaal kunnen invullen.”
Daarnaast is volgens Van Gaalen meer integraal beleid nodig. “Het mestbeleid is bijvoorbeeld nog onvoldoende afgestemd op de KRW-doelen. Al gaat het in de landbouw de goede kant op. De LTO werkt nu in het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer samen met waterschappen aan verbetering van waterkwaliteit.”
Aanpak chemische verontreiniging
Voor het verminderen van chemische stoffen in water is het belangrijk dat Rijkswaterstaat en waterschappen de verlening van lozingsvergunningen verbeteren, zegt Van Gaalen. “Zij moeten strengere criteria stellen voor vergunningen en scherp toezien op de handhaving.”
Momenteel werkt het Rijk in het programma Kennisimpuls Waterkwaliteit samen met kennisinstellingen en partijen uit de watersector aan het vergaren van kennis over opkomende stoffen in grond- en oppervlaktewater. Meer kennis is volgens Van Gaalen belangrijk voor het nemen van gerichte maatregelen tegen verontreiniging.
Grondige keuzes maken
Of de huidige aanpak daadwerkelijk gaat zorgen voor structurele verbeteringen, hangt in belangrijke mate af van het slagen van grote hervormingen, zoals de landbouw- en energietransitie, denkt Van Gaalen. “We moeten nu echt grondige keuzes maken. Als we gaan voor duurzame transities, dan vereist dat een samenhangende aanpak en een actieve betrokkenheid van alle spelers. Kringlooplandbouw vraagt bijvoorbeeld om verdere operationalisering, met een scherp oog voor de waterproblematiek.”
Het maken van keuzes betekent wel dat we op sommige plekken genoegen moeten nemen met functiebeperkingen, bijvoorbeeld voor de landbouw of wonen, erkent Van Gaalen. “Anderzijds kan het ook zijn dat we ergens onze waterkwaliteitsdoelen moeten aanpassen aan de omstandigheden. Het is zoeken naar een goed evenwicht.”
Verbetering, maar gestaag
Maar zelfs met grondige hervormingen gaan we naar alle waarschijnlijkheid niet alle KRW-doelen in 2027 halen, verwacht Van Gaalen. Daar is zes jaar simpelweg een te korte termijn voor. “De KRW geldt al sinds 2000, maar pas de laatste jaren zijn we echt gaan nadenken hoe haalbaar de doelen eigenlijk zijn en wat er nodig is om verder te komen.”
De aandacht voor de KRW is mede gegroeid door de toenemende uitdagingen rondom verontreiniging van drinkwaterbronnen, droogte en klimaatverandering, zegt Van Gaalen. “Ook wordt het tegengaan van vervuiling steeds meer gezien als gezamenlijke opgave. We verwachten de komende jaren dan ook verdere verbeteringen van de waterkwaliteit te zien. Maar we zijn er zeker nog niet.”