‘Lozingsvergunningen voor afvalwater moeten transparanter’
15 november 2021Lozingsvergunningen moeten ervoor zorgen dat industrieel afvalwater zo min mogelijk schadelijke impact heeft op oppervlaktewater. Veel lozingsvergunningen zijn alleen verouderd of onvolledig. RIWA Maas-directeur Maarten van der Ploeg pleit voor herziening van vergunningen en meer transparantie.
Hoofdafbeelding: Sommige delen langs de rivier de Maas in Maastricht zijn een recreatieplek.
Maarten van der Ploeg is directeur van RIWA Maas. Dit is de vereniging van drinkwaterbedrijven die van het water in de Maas drinkwater maken.
Om de zuiveringsinspanning voor de productie van drinkwater zoveel mogelijk te beperken, moet water van goede toestand zijn, zo schrijft de Europese Kaderrichtlijn Water voor. Nederland heeft de kwaliteitseisen voor schoon water vastgelegd in het Drinkwaterbesluit. Toch voldoet het Nederlandse oppervlaktewater momenteel lang niet overal aan deze eisen. Zo worden in de Maas en de Rijn regelmatig ongewenste stoffen aangetroffen. De rivier vormt een bron voor drinkwaterbedrijven WML, Dunea, Evides en twee Belgische drinkwaterbedrijven, die aan in totaal 7 miljoen klanten drinkwater leveren.
Innamestops door opkomende stoffen
Steeds vaker gaat het om opkomende stoffen, zegt Maarten van der Ploeg, directeur van RIWA Maas, de vereniging van drinkwaterbedrijven die uit de Maas drinkwater produceren. “Dat zijn stoffen waarvan nog weinig bekend is over hun eigenschappen en effecten op het milieu. Voor drinkwaterbronnen vormen met name PMT’s een bedreiging, de persistente, mobiele en toxische stoffen. Deze chemische stoffen zijn vanwege hun mobiele karakter lastig te zuiveren.” Gemiddeld leiden verontreinigingen jaarlijks tot 40 à 50 innamestops van alle drinkwaterbedrijven die Maaswater gebruiken. Meestal van enkele dagen, maar in 2015 zorgde pyrazool bij WML voor een langdurige innamestop.
Afvalwaterlozingen industrie
Een deel van de stoffen in het water is direct of indirect afkomstig van industriële activiteiten. Van der Ploeg: “Sommige industrieën lozen afvalstoffen uit het productieproces op oppervlaktewater, zoals de Maas. Dat water wordt voor de lozing nog wel eerst gezuiverd. Soms gebeurt dat via een eigen afvalwaterzuivering, een directe lozing, en soms via de rioolafvalwaterzuivering, een indirecte lozing. Ondanks de zuivering kunnen er toch nog stoffen in het oppervlaktewater terechtkomen. Vaak is onduidelijk welke stoffen waar in de rivier geloosd worden. Dat inzicht is van groot belang om de kwaliteit van de Maas als bron van drinkwater te bewaken.”
Lozingsvergunningen
Afvalwater lozen mag niet zomaar. In het Activiteitenbesluit milieubeheer is vastgelegd dat voor het lozen van afvalwater met een milieurisico een vergunning nodig is. Voor lozingen met beperkte impact op oppervlaktewater, geldt alleen een meldingsplicht. Wie de vergunning verstrekt, hangt af van wie het water waarop geloosd wordt beheert, zegt Van der Ploeg. “Rijkswaterstaat verzorgt de lozingsvergunningen voor Rijkswateren. Momenteel heeft RWS ongeveer 800 lozingsvergunningen verstrekt. Waterschappen zijn bevoegd gezag voor regionale wateren. Regionale uitvoeringsdiensten zorgen namens provincies en gemeenten voor toetsing en vergunningverlening voor indirecte lozingen.”
Verouderde vergunningen
In een lozingsvergunning moet een bedrijf onder meer aangeven welke stoffen het loost en in welke hoeveelheid. De vergunningverlener toetst vervolgens of hieraan wordt voldaan. Toch is het vergunningstelsel niet geheel waterdicht, zegt Van der Ploeg. “Veel vergunningen zijn verouderd. Sommige bedrijven lozen met een vergunning uit eind jaren 90. In de tussentijd is het productieproces veranderd met allerlei nieuwe stoffen die niet in de vergunning zijn opgenomen. Ik kan me voorstellen dat niet alle bedrijven zich bewust zijn van de risico’s die daaraan verbonden zijn. Gevolg is wel dat allerlei onbekende stoffen in het oppervlaktewater belanden die drinkwaterbedrijven vervolgens weer aantreffen bij hun innamepunten.”
Meer transparantie, beter toezicht
Volgens Van der Ploeg vragen de uitdagingen rondom verontreiniging om accuratere administratie en meer transparantie. “Het feit dat je afvalwater mag lozen, geeft je als bedrijf een zware verantwoordelijkheid. Je hebt de verplichting om te weten en aan te geven wat je loost. Dat is nu nog niet altijd het geval. Het is goed dat we bedrijven verantwoordelijk maken voor hun afvalwaterstroom, maar zonder toezicht en handhaving verlaag je de prikkel voor zorgvuldige monitoring. Het uitvoeringsprogramma Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving moet zorgen dat er meer toezicht komt op wat bedrijven lozen en zeggen dat ze lozen.”
Atlas Schone Maas
Ook de Atlas Schone Maas levert een bijdrage aan een transparantere keten, vervolgt Van der Ploeg. “Binnen de samenwerking de Schone Maaswaterketen hebben we alle informatie over de waterkwaliteit van de Maas gebundeld met monitoringsgegevens van waterschappen, Rijkswaterstaat en drinkwaterbedrijven. Vervolgens hebben we een overzicht gemaakt van welke industrie zich op welke plek langs de Maas bevindt. Die data koppelen we weer aan informatie van lozingsvergunningen. Zo hopen we een goed beeld te krijgen van alle verontreinigingen en te kunnen herleiden waar ze vandaan komen. Daarmee verkort je de zoektocht en kun je sneller reageren als het misgaat.”
Vergunningen herzien
De Atlas is niet alleen bedoeld om meer grip te krijgen op verontreinigingen en hun herkomst, maar ook om een dialoog te starten, benadrukt Van der Ploeg. Met name over het beter ontsluiten van informatie over lozingen. “Een vergunning wordt idealiter elke vijf tot tien jaar herzien. Voor de vergunningverleners en bedrijven biedt zo’n herziening een mooie gelegenheid om nauwkeuriger in beeld te brengen welke stoffen geloosd worden. Drinkwaterbedrijven moeten hierbij aan de voorkant worden meegenomen. Daarnaast pleiten we voor een checklist met drie voorwaarden: de vergunning moet toegankelijk, compleet en actueel zijn.”
Naar nul lozingen
Van der Ploeg ziet ook in Nederland samenwerking in de keten bij vergunningverlening op gang komen. “De laatste vergunning van chemiecomplex Chemelot is tot stand gekomen in samenspraak tussen bedrijven, Rijkswaterstaat Zuid-Nederland en drinkwaterbedrijven die van de Maas gebruikmaken. Die participatie nemen we als voorbeeld bij de samenwerking aan een schone Maaswaterketen. Chemelot heeft ook aangegeven in 2050 helemaal geen afvalwater meer op de Maas te lozen. Ze werken aan een circulair systeem, waarbij ze hun afvalwater volledig zelf zuiveren en hergebruiken. Uiteindelijk moeten we toe naar nul lozingen. Dat zou lozingsvergunningen en de discussie daarover overbodig maken.”
Internationale samenwerking
Tot slot stipt Van der Ploeg ook nog het belang aan van internationale samenwerking. “De Europese Unie heeft met REACH een registratiesysteem voor importeurs en producenten voor het gebruik van chemische stoffen. Ook moeten bedrijven jaarlijks in een PRTR-verslag rapporteren over onder meer hun watergebruik en afvallozingen. Bij beide is het probleem dat lang niet alle relevante stoffen, zoals de Zeer Zorgwekkende Stoffen, erin vermeld staan. Daar moeten betere afspraken over worden gemaakt. Met Vlaanderen en Wallonië willen we graag meer data over lozingen beschikbaar maken. Die informatie is er vaak wel, maar moeten we nog meenemen in onze Atlas.”