Omgevingswet: zorgen over nieuwe inrichting regels lozingen
Door de Omgevingswet is de regelgeving rond lozingen van afvalwater veranderd. Zo mogen waterschappen en gemeenten voortaan deels zelf bepalen of ergens een vergunning voor nodig is. Ook maakt het principe ‘verboden te lozen, tenzij’ plaats voor ‘je mag lozen, tenzij’. De drinkwatersector vreest voor gebrekkige regelgeving en onvoldoende capaciteit voor handhaving.
Volg de laatste ontwikkelingen via onze LinkedIn pagina.
Om de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater te beschermen, gelden er regels voor het lozen van afvalwater. Zo is voor een lozing van water met een milieubelasting een vergunning nodig. De vergunningsplicht voor lozingen op oppervlaktewater is gereguleerd vanuit de omgevingswet.
Bevoegd gezag lozingen
Bij wie de lozer een vergunning moet aanvragen of melding moet doen, hangt af van het soort water waarop wordt geloosd, vertelt Frank Groothuijse, universitair hoofddocent aan de Universiteit Utrecht, gespecialiseerd in water- en omgevingsrecht. “Rijkswaterstaat is bevoegd gezag voor lozingen op rijkswateren, zoals de grote rivieren. Waterschappen gaan over directe lozingen op regionaal oppervlaktewater en gemeenten over lozingen op het openbare vuilwaterriool en op en in de bodem. Het bevoegd gezag is ook verantwoordelijk voor de handhaving van vergunningseisen of algemene regels.”
Decentrale afweging
Tot 1 januari werden alle regels rondom lozingen nog uitsluitend bepaald door het Rijk. Maar door de komst van de Omgevingswet zijn veel lozingen voortaan decentraal geregeld. Groothuijse: “Het Rijk gaat alleen nog over lozingen voor de meest milieubelastende activiteiten, zoals afvalwater van de chemische industrie. Dat gebeurt via het Besluit activiteiten leefomgeving (BAL). Voor de overige lozingen kunnen gemeenten en waterschappen zelf regels opstellen en bepalen of ergens een vergunning voor nodig is. Dit nemen ze op in een omgevingsplan of waterschapsverordening.”
Omkering principe ‘verboden, tenzij’
Een andere wijziging die de Omgevingswet met zich meebrengt is de omkering van het principe ‘het is verboden te lozen, tenzij’ naar ‘het is toegestaan te lozen, tenzij’. Groothuijse: “Dat betekent dat lozingen vaker onder algemene regels vallen en minder vaak vergunningsplichtig zijn. De gedachte hierachter is minder administratieve lasten. De procedure rond een lozingsvergunning kost veel tijd en capaciteit. Een bedrijf dat afvalwater wil lozen moet allemaal informatie aanleveren die vervolgens gecontroleerd moet worden. Er is dus al vooraf intensief contact tussen de lozer en bevoegd gezag.”
Minder controle aan de voorkant
Bij een lozing waarvoor algemene regels gelden is veel minder controle aan de voorkant en ligt de nadruk veel meer op handhaving, zegt Groothuijse. Ander verschil is dat derden, zoals natuurorganisaties en drinkwaterbedrijven, bij een vergunning rechtsbescherming kunnen aanwenden, oftewel bezwaar kunnen maken. “Bij een lozing die valt onder algemene regels zijn de middelen een stuk beperkter. Een van de weinige dingen die een drinkwaterbedrijf nog kan doen is een verzoek tot handhaving. Maar de kans bestaat dat er dan al onrechtmatig stoffen zijn geloosd.”
‘Zorgen over expertise gemeenten om waterkwaliteit te beschermen’
Zorgen drinkwatersector
De drinkwatersector is erg bezorgd over de nieuwe inrichting van lozingsregels. Volgens Harrie Timmer van Vewin – de vereniging van drinkwaterbedrijven – vormt de verandering een risico voor drinkwaterbronnen. “Met name gemeenten beschikken vaak niet over voldoende kennis om de juiste regels op te stellen voor bescherming van de waterkwaliteit. Bij waterschappen is de expertise er over het algemeen wel. We maken ons dan ook vooral zorgen over de indirecte lozingen: lozingen op de riolering van huishoudens en bedrijven. In rioolwaterzuiveringsinstallaties zitten steeds meer moeilijk verwijderbare stoffen, zoals PFAS. Die belanden vervolgens in oppervlaktewater.”
Gebrek capaciteit toezicht en handhaving
Ander punt van zorg is de vraag of het bevoegd gezag wel over voldoende capaciteit beschikt om algemene regels en vergunningen te handhaven. Timmer: “In het vorige stelsel was handhaving al een groot probleem. Nu is er nog meer capaciteit nodig. Ook voor drinkwaterbedrijven zelf. Lossere regels betekent namelijk dat ze voortdurend moeten checken of er geen risicovolle ontheffingen zijn verleend en er wel voldoende toezicht is. Voor een drinkwaterbedrijf als Vitens – met meer dan honderd winningen in vijf verschillende provincies – is dat bijna niet te doen. Het vormt vooral een extra werklast met een groot risico dat er dingen tussendoor glippen.”
‘Het belang van schoon water legt het vaak af tegen de economische belangen’
Meer decentrale afwegingsruimte
Toch benadrukt Groothuijse dat met de komst van de Omgevingswet de regelgeving niet automatisch losser is geworden. “Alle wateren moeten nog steeds voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water. En of een norm nou is vastgelegd in een algemene regel of vergunning, je moet je eraan houden. Bovendien kunnen algemene regels ook streng zijn. Daarnaast biedt meer decentrale afwegingsruimte ook weer een kans om regels of eisen nog strenger te maken of ergens toch een vergunningsplicht voor in te stellen. Drinkwaterbedrijven kunnen daar aan de voorkant bij meekijken. De verandering kan dus positief uitpakken. Mits de KRW in acht wordt genomen en er wordt gehandhaafd.”
Weinig vertrouwen zorgvuldige afweging
Maar Timmer vreest dat decentralisering – ondanks de KRW-doelen – juist averechts werkt voor de waterkwaliteit. “De ervaring leert dat wanneer er meer vrijheid is voor lokale afwegingen, dat eerder de verkeerde dan de goede kant op valt. Het belang van schoon water legt het vaak af tegen de economische belangen, zoals de vestiging van bedrijven. De drinkwatersector is dan ook erg gebaat bij generieke maatregelen. Een centrale overheid die zegt: dit zijn de regels, dit mag wel en dit mag niet. Dan hoeft je daar ook niet elke keer over na te denken en over in discussie. Maar met de introductie van de Omgevingswet wil het Rijk juist van het generieke af.”
‘We hameren bij het Rijk op voldoende capaciteit voor handhaving’
Waterbelangen in omgevingsvisies
Wat kan de drinkwatersector doen? Timmer: “We richten ons nu vooral op het verankeren van waterbelangen in omgevingsvisies. Het handboek Omgevingswet biedt hierbij belangrijke handvatten voor regionale partners van drinkwaterbedrijven. Daarnaast hameren we bij het Rijk op voldoende capaciteit voor handhaving. Als blijkt dat omgevingsdiensten het niet aan kunnen, zal er toch meer geld vrijgemaakt moeten worden. Het Rijk is verantwoordelijk voor dit beleid, dan moeten ze ook zorgen dat het kan worden uitgevoerd.”