Waterschap Rivierenland: ‘Ook in nattere jaren moeten we onze mindset vasthouden’
15 juni 2021Gelegen tussen de Maas, Rijn, Waal, Linge en Lek beschikt de langgerekte streek Rivierenland volop over water. Maar drie droge jaren hebben laten zien dat droogte zelfs in een waterrijk gebied voor problemen kan zorgen. Waterschap Rivierenland bereidt zich voor op de toekomst. ‘Niet alles kan meer overal. Dat signaal durven we steeds meer af te geven.’
Hoofdafbeelding: De streek Rivierenland (credits: waterschap Rivierenland)
Ton van der Putten en Romy Jansen zijn beiden beleidsadviseur Water en Dijken bij waterschap Rivierenland. Van der Putten is ook projectleider Waterbeheerprogramma 2022-2027.
Welke gevolgen heeft de droogte in Rivierenland?
“Dat verschilt erg per streek”, zegt Romy Jansen, beleidsadviseur Water en Dijken bij Waterschap Rivierenland. “De hoge zandgronden in het oosten kampen onder andere met een dalend grondwaterpeil. Die regio is door het ontbreken van wateraanvoer van rivieren volledig afhankelijk van neerslag en kwelwater. Een lager grondwaterpeil heeft schadelijke gevolgen voor natuur en landbouw.
In het midden van Rivierenland, waar veel fruitteelt zit, zorgt een piek in de watervraag in droge tijden voor leeggetrokken sloten. Dat is nadelig voor de dieren en planten die daar rondom leven. In de veenweidegronden in het westen zorgt droogte vooral voor versterking van bodemdaling.”
Wat merken de vijf drinkwaterbedrijven in jullie gebied van de droogte?
“Onder meer een significante toename van de drinkwatervraag”, licht Ton van der Putten, beleidsadviseur Water en Dijken en projectleider Waterbeheerprogramma 2022-2027, toe. “Daarnaast vinden de oppervlaktewaterbedrijven Oasen, Evides en Dunea bij lage afvoer van rivierwater meer verontreinigingen in hun bronnen, onder meer van gewasbeschermingsmiddelen.
De droogte heeft niet direct nadelige effecten op de bronnen van de grondwaterbedrijven, Vitens en Brabant Water. Die bevinden zich namelijk in de diepere ondergrond en zijn goed beschermd door kleilagen. Wat wel indirect gevolgen kan hebben voor hun voorraden, zijn de toenemende grondwateronttrekkingen door particulieren en agrariërs. Dat water wordt weliswaar onttrokken uit het ondiepere water, maar het doorboren van beschermende klei- en leemlagen bij de aanleg van putten brengt risico’s met zich mee voor de kwaliteit van het diepere grondwater.”
In 2020 hebben jullie een Watervisie 2050 vastgesteld. Wat is dat en wat staat daarin?
Van der Putten: “Er komen verschillende uitdagingen op ons af. Naast klimaatverandering hebben we te maken met een woningbouwopgave, de energietransitie en landbouwhervorming. We zien onszelf als belangrijke partner binnen deze veranderende omgeving. We beschikken over veel kennis van de openbare ruimte en spelen een rol bij oplossingen, zoals het vasthouden en afvoeren van water.
Met de Watervisie 2050 geven we richting aan de omgang met deze ontwikkelingen. De visie staat voor zowel een manier van denken als hoe we een toekomstbestendig watersysteem voor ons zien. We streven naar een meer klimaatinclusieve inrichting van de leefomgeving en meer samenwerking met partners. De Watervisie 2050 vormt een belangrijk document om mee te nemen naar gesprekken met provincies en gemeenten.”
Hoe vertaalt de Watervisie 2050 zich de komende jaren naar de praktijk?
Van der Putten: “Onze Watervisie hebben we vormgegeven in het Waterbeheerprogramma 2022-2027. Elk waterschap is vanuit de Omgevingswet verplicht zo’n WBP op te stellen. In ons WBP staan onder andere onze doelen, ambities en maatregelen op het gebied van waterverdeling, waterkwaliteit, omgang met weersextremen en een fijne leefomgeving voor mensen en natuur. Tot aan 2050 stellen we elke zes jaar een nieuw waterbeheerprogramma op.”
Jansen: “Daarnaast hebben we een zoetwaterstrategie ontwikkeld. Hierin gaan we concreet in op maatregelen om nadelige effecten van droogte te bestrijden. We verleggen onze focus van water afvoeren naar water vasthouden. Denk aan het vergroten of verplaatsen van zogeheten inlaten en het verdiepen van watergangen. Op hogere zandgronden experimenteren we met stuwen in sloten voor meer buffering van water.”
Bij de uitvoer staat een gebiedsgerichte aanpak centraal. Hoe ziet zo’n aanpak eruit?
Jansen: “Per regio zo veel mogelijk aansluiting zoeken bij relevante lokale partners. Dat zijn standaard partners, zoals gemeenten en provincies, maar ook gebiedsafhankelijke partijen. Op de ene plek werken we bijvoorbeeld samen met natuurbeheerders, maar ergens anders weer met de tuinbouwsector. Daarbij moeten we ook rekening houden met de gebiedscultuur. Niet overal wordt op dezelfde manier samengewerkt.”
Van der Putten: “Omdat we de komende zes jaar niet alles tegelijk kunnen oppakken, hebben we vijf focusgebieden aangewezen. Deze gebieden krijgen voorrang bij maatregelen, bijvoorbeeld omdat er geen aanvoer van rivierwater is of omdat de gevolgen van droogte nu al sterk voelbaar zijn. Dat betekent overigens niet dat we in andere regio’s geen maatregelen nemen.”
Welke rol spelen drinkwaterbedrijven bij de uitvoer van jullie plannen?
Van der Putten: “Van oudsher werken we nauw samen met de vijf drinkwaterbedrijven. Onlangs hebben we nog een inspraakronde over ons waterbeheerprogramma achter de rug. Daarbij gaf Vitens aan onze visie en maatregelen voor een klimaatbestendig watersysteem te ondersteunen. Infiltratie is voor hen van groot belang om waterbeschikbaarheid op lange termijn te garanderen.
Met oppervlaktewaterbedrijven kijken we meer naar de kwalitatieve bescherming van bronnen. In de Bommelerwaard faciliteren we bijvoorbeeld de agrarische sector om maatregelen te nemen tegen uitspoeling van bestrijdingsmiddelen naar de Afgedamde Maas, een belangrijke bron voor Dunea.”
Staan de droogteproblemen ook bij andere partners voldoende op het netvlies?
Van der Putten: “Steeds meer. Ons gebied bestaat voor een groot deel uit landbouwgrond. Ook agrariërs ondervinden de gevolgen van droogte en slechtere kwaliteit van water en de bodem. Dat vergroot de noodzaak om samen te zoeken naar oplossingen, zoals het slimmer besproeien van gewassen of betere infiltratie.
Met gemeenten en provincies willen we nog meer in gesprek over welke functies ergens wel of niet gewenst zijn. Het verpompen van water uit rivieren naar hoger gelegen delen om alle functies te bedienen loopt tegen grenzen aan. De Omgevingswet die eraan komt, is een goed middel om dit soort zaken in een vroeg stadium af te stemmen.”
Wat zijn de grootste uitdagingen richting 2050?
Van der Putten: “Vooral om de urgentie voor een toekomstbestendig watersysteem vast te houden. Door drie opeenvolgende droge jaren wordt die urgentie nu breed gevoeld, maar met een paar natte jaren kan die ook zo weer wegebben. We moeten zorgen dat we onze mindset vasthouden, ook in tijden dat we de droogteproblemen niet direct ervaren.”
Jansen: “Het belangrijkste is dat we ons bewust zijn van de eindigheid van het watersysteem en dat niet alles overal meer kan. Dat signaal durven we als waterschap nu ook steeds meer af te geven. Dat is echt een breuk met het verleden.”